• De melkfabriek
    HMC locatie nu

    Er staan nu moderne woningen op het voorheen langdurig kale terrein tussen de Molenstraat en de Westgracht. Verkocht door makelaar Coltof. Naast twee oude panden van destijds. Het nieuwbouwproject duurde even. Op dit terrein stond hiervoor het 2e gebouw van wat in de volksmond 'de melkfabriek' werd genoemd. Een 45 jaar lang bestaand bedrijf van Helderse middenstands oorsprong.
    Tegenwoordig koopt men zuivelproducten in de supermarktketens. Deze betrekken op hun beurt van grote internationaal opererende zuivelconcerns. Als zegening van de grootschaligheid wordt zo goedkoop mogelijk bij boeren ingekocht. Eerste helft 20e eeuw waren er in Nederland ca. 1400 kleine lokale melkcentrales actief. Het merendeel was een coöperatie van de toeleverende boeren. De melkcentrales in Den Helder waren particulier bezit. Jaren lang was er diskussie over de prijsstelling. De toeleverende boeren wilden een hogere prijs, de slijters vreesden de reacties van het publiek. Tot in 1925 werd een soort "melkoorlog" gevoerd. Boeren dreigden met een "Boeren-melkcentrale". Uiteindelijk werd een balans gevonden die 35 jaar functioneerde. Tot de melk toevoer moeilijker werd, slonk.

  • De Heldersche Melkcentrale (H.M.C.)

    De Helderse melkcentrale had vanaf 1936 de juridische vorm van een naamloze vennootschap. Het bedrijf als zodanig was in 1919 opgericht door melkslijters uit Den Helder. Een andere constructie dan in Nederland gebruikelijk was. Geen coöperatie dus, maar het werkte wel als zodanig. In de statuten vastgelegd, was winst maken niet het doel. Batige saldi werden in het bedrijf geinvesteerd, niet uitgekeerd. Zo kon het bedrijf het eigen vermogen en technologie uitbreiden.
    De aanleiding tot het oprichten van een eigen melkcentrale lag in de wisselende productie door de seizoenen van het jaar heen. Overschotten werden destijds gekarnd, maar het verkopen van karnemelk viel wel eens tegen. In de winter was er daarentegen wel sprake van onderproductie, ten opzichten van de consumenten vraag. Door een commissie van melkslijters en werden de mogelijkheden voor een eigen onderneming verkend, hetgeen leidde tot het van start gaan met een eigen distributiebedrijf op 1 mei 1919. Mannen van het eerste uur waren onder andere de heren M. S. Bremer, P. Koning, M. v.d. Leek, E. Schee, D.J. Blom, Th. Bruin, J. W. Sinnige, M. Koorn, C. v. Dierendonk en W. Brondsema die met de heer Bremer bedrijfsleider was. Na een aanloopperiode bedroeg de weekomzet van de melk 30.000 liter. In de oorspronkelijke opzet verwerkte de melkcentrale enkel de hoeveelheden melk die "over" waren. Het principe was nog dat verse onbewerkte melk direct werd gedistribueerd. Een voordeel voor de eigenaren/melkslijters lag voorts op het praktische vlak; indien zij bij het venten door hun meegebrachte melkvoorraad waren, konden ze ook voor eventueel kleinere hoeveelheden binnen Den Helder blijven om op te halen.

    HMC Bestuur 1929

    Naast de functie als distributiecentrum, had de melkfabriek ook een productie taak. Er werden diverse melkproducten gemaakt die de melkslijters, ook 'melkboeren' genoemd, naast de melk zelf aan de consumenten konden leveren. Melk werd duurzamer gemaakt door pasteurisatie. De eerste melkcentrale aan de Dijkweg had ook een platenpasteur gekregen. De melkfabriek was dus eigendom van de melkslijters vereniging, het bestuur daarvan vormde de directie. Deze situatie duurde meerdere jaren, maar bleek gaandeweg meer en meer onpraktisch. In toenemende mate werd de voedselindustrie door middel van voorschriften vanuit de overheid gereguleerd. De leiding van de melkfabriek moest actuele kennis onderhouden en toepassen. Omdat de bestuursleden doorgaans een eigen bedrijf hadden, en dus niet binnen het bedrijf van de melkfabriek aanwezig en actief waren, werd dat steeds lastiger.

    Het uitzoeken van regels en voorschriften die op het bedrijf afkwamen, kwam meer en meer bij de boekhouder Willem Taal te liggen. Dit had het gevolg dat hij langzamerhand een andere rol kreeg; namelijk die van leidinggevende aan de (dagelijkse) bedrijfsvoering. Uiteindelijk werd de situatie formeel bekrachtigd door zijn benoeming als directeur van de vennootschap. Als twintiger was hij niet alleen de eerste directeur, maar ook zeker voor zijn tijd een jonge leidinggevende.

  • Naar de Molenstraat

    De eerste locatie waar de melkcentrale was gevestigd, was een oud pand aan de Dijkweg. Het was oorspronkelijk gebouwd voor het huisvesten van een centrale keuken tijdens de eerste wereldoorlog. Eigenlijk ging het om een tijdelijk gebouw. De melkslijtersvereniging heeft het pand van de gemeente gehuurd. Willem kwam bij de melkcentrale in dienst toen deze aan de Dijkweg was gehuisvest. Het eerste gebouw van de Heldersche melkcentrale lag schuin achter het voormalige "Café Centraal". De locatie was volgens een gemeentestuk 'ter hoogte van hectometerpaal 13'. Ingang Dijkweg De melkfabriek werd een bedrijf dat meer waarde toevoegde dan enkel de functie van distributiepunt. De melk werd in literflessen gedaan, daartoe was vulapparatuur nodig. Ten einde hygiënisch te kunnen werken moesten teruggebrachte flessen gespoeld worden. Ook dat werd op den duur mechanisch gedaan. Om testen te kunnen uitvoeren op de samenstelling van de toegeleverde melk, was ook apparatuur vereist. Om een beetje in deze techniek in te groeien werden beurzen bezocht en ook bij de andere melkfabrieken bezichtigd.

    Uiteindelijk werd het (nood-) gebouw aan de Dijkweg een last. Een lekkend dak is uiteraard geen waardevol bezit voor een voedsel gericht bedrijf. In wezen was er in het begin geen behoefte aan een complex gebouw om het bedrijf in onder te brengen. In de loop der jaren werd de apparatuur voor de melkverwerking geleidelijk aan ingekocht. Zo groeide de behoefte een ander, degelijker, liefst nieuw pand.
    De juridische vorm veranderde. Juni 1936 werd de N.V. Heldersche Melkcentrale ingeschreven in het Handelsregister. B&W van Den Helder publiceerde gedateerd 26 aug 1936 een Hinderwet-vergunning. De uiteindelijke nieuwe locatie werd in 1936 gevonden in de Molenstraat, nummer 93. Een voor de slijters goed bereikbare locatie, niet ver van het centrum van de stad. De hoofdingang was in de Molenstraat, in een frontgevel van ca 15 meter breed. De diepte van het pand was ca. 25 meter.
    Dinsdag 3 maart 1936 werden bouw en schilderwerk aanbesteed. De Fa. Modder en Cuperus was de goedkoopste aannemer met Fl. 11.750,--. Op woensdag 23 juli 1936 werd de nieuwe vestiging geopend. Onder andere door burgemeester Ritmeester,

  • Binnen in de melkfabriek

    Het pand aan de Molenstraat omvatte ten eerste een relatief grote bedrijfsruimte waarin onder andere een vrachtwagen kon binnenrijden. Achter in deze ruimte stonden twee grote ketels die tot het plafond reikten. Deze ketels werden gebruikt voor pasteuriseren respectievelijk steriliseren van rauwe melk. Aan de rechterkant van deze bedrijfsruimte was een verhoogd bordes waar af te leveren producten op het zelfde niveau naar een voorgereden vrachtwagen konden worden verplaatst. Links van deze open bedrijfsruimte was een klein kantoor. Daar gaven de melkslijters aan hoeveel zij hadden opgehaald. Tevens was dit de ruimte waarin Willem Taal zijn werkplek had. Dit kantoor kon ook worden benaderd door een gewone voordeur. Deze leidde naar een korte gang waarin links het laboratorium was. Aan de rechterkant na de deur naar het kantoor, was de ingang van een trap naar het magazijn op de eerste verdieping. Het einde van de gang kwam in een tweede grotere bedrijfsruimte uit, waar zich apparatuur bevond voor het schoonmaken en vullen van flessen. Behalve de ruimte voor boterfabricage bevond zich aan de zijde van de Westgracht een ketelhuis. Zoals de naam al suggereert stond daar een stoomketel, de stoom die deze produceerde werd gebruikt voor het pasteuriseren en steriliseren alsmede het schoonmaken en hygiënisch houden van apparatuur en de bedrijfsruimten. De voornoemde stoomketel werkte op steenkool. Deze werd betrokken bij de firma Booy die ook in de Molenstraat was gevestigd.

    Vroeger was het normaal dat werk en wonen door elkaar in de wijken was gebouwd. Later kwamen ze elkaar in de weg te zitten. Graag was met het oog op uitbreiding het woonhuis om de hoek aangekocht. De eigenaren wilden dit echter niet.

    Een bedrijf dat eigendom is van kleine middenstanders, kent per definitie kapitaalschaarste. Om de investering in nieuwe huisvesting te kunnen financieren werd onder andere een lening afgesloten bij het bedrijf van de familie Verfaille. Deze familie had een landbouwbedrijf dat een aantal boerderijen in de omgeving van Den Helder in bezit had. Als grote toeleverancier had deze familie belang bij een goed functionerende melkfabriek. Opvallend detail bij deze ontwikkeling is dat de melkfabriek als organisatie van distributeurs, zijn vermogen moest halen bij een toeleverancier. Dit is te vergelijken met de coöperatieve melkfabriek die destijds in zwang waren. De familie Verfaille had vermogen opgebouwd door land "buiten de linie" geschikt te maken voor landbouw en veeteelt.

    HMC reklame 1936

    Wat doet een melkfabriek eigenlijk? Ten eerste moet de aangeleverde een rauwe melk die rechtstreeks van de boerderijen komt, houdbaar worden gemaakt. Dit werd gedaan door pasteurisatie en sterilisatie. Daarnaast werden door "veredeling" andere producten gemaakt voornamelijk pap: gortepap, havermoutpap, rijstepap. Naderhand werd het idee aangereikt om ook yoghurt te gaan maken. In eerste aanleg was dit gewone Hollandse gladde yoghurt. Uiteindelijk zou yoghurt een zeer groot deel van de productie gaan uitmaken. Na de Eerste Wereldoorlog werd aanvullend geëxperimenteerd met nieuw opkomende zuivelproducten. Vanille- en chocoladevla kwamen op tafel. Al in de vijftiger jaren werd uitgeprobeerd of consumenten het lekker zouden vinden als er ook andere smaken er in de vorm van siroop, doorheen gemengd zouden worden. Deze vroege voorloper van Yogo-Yogo sloeg destijds echter niet aan.

    In het begin van het bestaan van de H.M.C. werd ook kaas gemaakt. Waarschijnlijk was dit een reactie op het feit dat enkele kaasmakers zelf ook melkproducten aan de man gingen brengen. Maar in de loop van de tijd werd helder dat dit toch een ander specialisme was. Men kon moeilijk voldoen aan de eisen die ten aanzien van kaasmakerij werden gesteld.

    Op beperkte schaal werd ook boter geproduceerd. Achter in de vestiging aan de Molenstraat, eigenlijk aan de kant van de Westgracht, was er ruimte waar een houten karn en een koelcel aanwezig waren. Het karnen van roomboter heeft karnemelk als bijproduct. Degenen die ook in de gelegenheid zijn geweest, zullen kunnen bevestigen dat niets zo lekker is als verse karnemelk. De geproduceerde roomboter werd handmatig in aan consumenten te verkopen kluiten omgezet. Voor de kleinere pakjes had de H.M.C. eigen wikkels.

    Op het hoogtepunt had hij als directeur 20 a 25 medewerkers onder zich. De mensen die in de melkfabriek werkten hadden uiteenlopende functies, bijvoorbeeld; papkoker, laborant, chauffeur en magazijnmeester.

    Bekeken vanuit de 21e eeuw, doet het wat merkwaardig aan dat in een plaats als Den Helder meerdere melkfabrieken actief waren. Maar destijds was het bedrijfsleven veel kleinschaliger dan tegenwoordig. Ooit kende Nederland ca. 1400 melkfabrieken. De destijds beperkte mogelijkheden om de zuivel op een gezonde wijze te bewaren, speelden ook een rol. Er waren minstens vier concurrerende bedrijven in Den Helder: Melkinrichting van der Plaat, Melkinrichting Dijkstra, Jong Holland, De Eersteling en de E.H.M.I. (Eerste Heldersche Melkinrichting). Hoewel de wereld destijds aanmerkelijk kleiner was, kwam ook concurrentie van buiten Den Helder uit Julianadorp (De Vooruitgang). En van "Nieuw Leven" gevestigd in 't Zand.
    Gaandeweg verdwenen deze concurrenten, ten gevolge van marktwerking, overname en niet te vergeten de oorlogshandelingen. Minstens vier van de andere melkbedrijven verdwenen in of kort na de tweede wereldoorlog van het toneel.

    De Heldersche melkcentrale had uiteindelijk circa driekwart van de 80 in Den Helder opererende melkslijters aan zich verbonden. Waaronder de melkslijters van ex-concurrenten. Uit oogpunt van deze schaalgrootte, en de tegenslagen van andere kleinere bedrijven, is het begrijpelijk dat uiteindelijk de H.M.C. een van de overlevende kleine fabrieken was.

  • De dagelijkse activiteiten

    Een leidinggevende loopt vaak letterlijk rond in het hele bedrijf. Dit is de manier om op de hoogte te zijn en blijven van alles wat gebeurt en leeft onder de medewerkers. Zijn eigen persoonlijke taken voerde Willem Taal uit op zijn kantoor. Deze ruimte lag naast de ingang en de eigenlijke fabriekshal. Schuin tegenover de ingang van het kantoor was het kleine laboratorium. Daar werkte de laborant aan testen van de producten.

    Vaak leeft de gedachte dat een leidinggevende zelf niks uitvoert, zijn praktijk was een heel andere. Hij verzorgde de productie-administratie, en deed de boekhouding. Daarnaast waren er uiteraard meerdere leidinggevende taken die aan een directeursfunctie zijn verbonden.
    Naderhand kreeg hij een assistent die een deel van de administratie verzorgde. Laten we niet uit het oog verliezen dat het om een klein bedrijf ging waarin veel uiteenlopende taken door één en dezelfde persoon moesten worden uitgevoerd. Is personeelsmanagement tegenwoordig een apart vak, destijds werd dat er gewoon bij gedaan. Dit leidde soms tot heel aparte problemen.

    Zo was er bijvoorbeeld een medewerker die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de bezetter in een kamp was opgesloten. Het betreffende kamp werd aan het eind van de oorlog door de Russische bondgenoot bevrijd. Deze bevrijders namen de Nederlandse kampbewoners voor het gemak zelf "in dienst", en brachten ze vervolgens in een Russisch kamp onder. Als enige van een groep van ca. 50 Nederlanders, overleefde hij en kwam in de 50-er jaren terug. Het zal dan ook niet verbazen dat deze medewerker hier een oorlogstrauma aan heeft overgehouden. Dit speelde hem vrijwel elk jaar in het najaar parten. Doorgaans ging hij dan naar zijn directeur toe om hem te waarschuwen voor het aandelenbezit in de vennootschap. "De Russen komen er aan, iedereen die aandelen bezit is een kapitalist!". Zelf had deze werknemer ook enkele aandelen. Zijn eigen aandelen gaf hij dan doorgaans aan m'n vader. Die deze na afloop van de zorgelijke periode weer teruggaf. Tot het volgende jaar .

    De werkdagen waren niet alleen uitgestrekt tot en met de zaterdag. Vaak waren ze inclusief de avond. Een leidinggevende moet nu eenmaal overleggen. Onder andere vergaderingen met aandeelhouders collega's in de branche en/of overheden namen zijn tijd.

    Uiteraard moesten de producenten - de melkvee houdende boeren - worden betaald voor de rauwe melk die zij aan de melkfabriek leverden. Nu is het vanzelfsprekend dat dit giraal wordt gedaan. Zo niet destijds. De pecunia werden persoonlijk afgeleverd, door de directeur van de n.v.! Dat betekende "op de fiets" langs de boeren. Later werd dat per auto gedaan. Uiteindelijk lag er een loden pijp onder de autostoel, voor de "veiligheid".

    De H.M.C. had ook een aantal melk aanleverende boeren op het eiland Texel. Een van mijn jeugdherinneringen bestaat uit: "achterop bij m'n vader op de fiets", een rondje Texel. Uiteindelijk werd deze trip "versierd" met een onderweg gekochte Texelse kleikoek.

  • De oorlogstijd

    In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de branchegenoot HEMI getroffen door een neerstortend vliegtuig, waarbij twee medewerkers omkwamen. Hetgeen voor een klein bedrijf een letterlijk en figuurlijk een slag is.
    Voor de melkcentrale betekende de evacuatie van Den Helder van meer dan twee derde van de bevolking, een grote terugloop in de verkoopmogelijkheid. Gedurende de oorlog kon de melkcentrale door functioneren, maar de omzet was dus beduidend lager.

    Als onderdeel van de voedselvoorziening moest de H.M.C. gedurende de oorlog blijven doorfunctioneren. Medewerkers mochten, en naderhand: moesten, hun gezin evacueren, maar waren genoodzaakt zelf hun werk in Den Helder voor te zetten.
    De fabriek zelf werd, anders da de HEMI niet direct door het oorlogsgeweld getroffen. Dat is bijzonder omdat die nabij de marinewerf stond. Deze was samen met de marinehaven een "geliefd" doel van de strijdende partijen. Omdat er destijds nog enkel met domme bommen werd gegooid, raakten lang niet alle afgeworpen bommen hun doel. Het centrum van Den Helder - de straten kort westelijk van de H.M.C. - werd veelvoudig getroffen. In de Molenstraat werden woningen geraakt, noordelijk en zuidelijk van de fabriek.

    Mede oprichter M.S. Bremer overleefde de oorlog niet. Begin 1945 overleed hij. Het jaar daarna werd ter herinnering aan deze persoon een plaquette geinstalleerd.
    Zijn collega-voortrekker W. Brondsema was hem in november 1944 voorgegaan.

    In de naoorlogse periode is de heer J.Ch.F. Rudolphi (1920 - 1995) bedrijfsleider. (De exacte periode van functieuitoefening is bij mij onbekend.) Bij de stichting "Vakschool voor Zuivelbereiders" te Alkmaar behaalde hij het diploma "Chef melkinrichting". Het was een meerzijdig man, hij kwam ook uit als voetballer (doelman) namens de H.M.C.

    Tegenover een sterk gedaalde verkoop, stond een gedurende de oorlog een verouderend machinepark. Aanvullende investering was vereist.
    De aangrenzende (Westgracht 29 - 29, kad. D 3586, groot 184 ca (onverhuurd)} melkfabriek "Jong Holland" stopte. De eigenaar weduwe Düker wilde niet aan de H.M.C. verkopen. In augustus 1946 werd het onroerend goed geveild door notaris J.W. de Wijn. Koper was G. Gomes die voor Fl. 10.000,-- de nieuwe eigenaar werd.
    De H.M.C. kocht vervolgens van hem over.
    Eerder, in 1943, was al de N.V. Stoomzuivelfabriek Wilhelmina te Bergen opgeheven.
    Drie conculegas minder. De coöperaties in de regio combineerden.

    Voor vernieuwende investering benodigd kapitaal werd gevonden door samenwerking met "Hollandia" te Vlaardingen. Die groot - aandeelhouder werd.

  • Opgegaan in grotere bedrijven

    Niet enkel de uitbreiding van de stad Den Helder leidde door onteigening tot de achteruitgang van het aantal grasland houdende boeren. Het overschakelen naar de bloembollenteelt deed de mogelijkheid om melk van boeren te betrekken, afnemen. Rond 1960 leidde dit tot scherpe concurrentie in de acquisitie van melkleverende boeren, door diverse Noord Hollandse melkfabrieken.

    Op 3 oktober 1960 werd op een 'praatavond' besloten de coöperatieve zuivelfabriek 'Nieuw Leven' te 't Zand per 1 november te sluiten. De melk zou vervolgens worden verwerkt in Julianadorp (De Vooruitgang) en Sint Maartensbrug. Intussen was de 'De Prinses' te Ursem melk producerende boeren aan het werven met hogere inkoopprijzen en een aanbod om eventuele uittredingspremies te betalen. De H.M.C. dreigde achter het net te vissen. Hollandia die ook in 't Zand een vestiging bezat wilde dit niet zomaar laten gebeuren . De inzameling van boerenmelk was inmiddels aldaar geconcentreerd.

    In '60 wordt de eigen productie stopgezet.

    Over het boekjaar 1960 lijdt de N.V. verlies: fl. 6.584,15. Op activa moest ruim 15 mille worden afgeschreven. Hoewel eerst in geringere mate, zet de verliesgevendheid zich in 1961 voort. Aldus wordt in juni geconstateerd door de Raad van Commissarissen. De omzet daalt in het hele Noord Hollandse gebied, zo ook de omzet van De H.M.C. (- 3.6%). Intussen vereist de continuïteit van bedrijfsvoering ook investering. Bijvoorbeeld de Opel bestelwagen heeft zijn beste tijd gehad, deze was in 1956 tweede hands aangeschaft . Men was zuinig in het tijdperk waarin Nederland werd herbouwd! De Opel werd in deze stijl vervangen door een Bedford, voor fl. 2015 gekocht van Hollandia. De oude Opel bracht bovendien nog fl. 950 op!

    Het moeten voor Willem Taal lastige besprekingen zijn geweest; de melkcentrale zat klem in de ontwikkelingen. En als directeur moest hij er naar de commissarissen over rapporteren. Maar er werd positief over zijn functioneren gesproken. Desondanks was het geen florissante context om een 40 - jarig jubileum te vieren.

    Eind oktober constateerde de Raad van Commissarissen het volgende: "De financiële resultaten der afgelopen perioden zijn slecht. Hoge aankoopprijzen en in verhouding lage zuivelwaardetoeslag gepaard met te lage fabrieksmarge, welke het in het algemeen voor alle fabrieken zeer moeilijk maken." Het verlies liep de eerste negen maanden van '61 op met fl. 30.026,28. Dit ondanks dat de omzet zich de voorgaande maanden niet ongunstig ontwikkelden ten opzichte van de landelijke cijfers.

    Het toekomstperspectief was niet zonnig. Men mocht niet verwachten andere / meer melkslijters te kunnen aantrekken. De productie vond inmiddels plaats in Purmerend en Bergen op Zoom. Voor wat betreft aanvoer en kwaliteit was men afhankelijk van anderen. Bij latere levering in de avond, stond de fabriek voor extra personeelskosten.

    Intussen vergrootte Hollandia zijn aantal aandelen door geleidelijk aan van slijters - aandeelhouders te kopen. Men overleed of hield op te werken.
    Mede onder druk van prijsregelingen door de overheid, die efficiency en schaalvergroting nastreefde, besloot Hollandia de levering van producten te staken. De H.M.C. sloot een overeenkomst met de Melco te Heiloo. Deze hield in dat: ".... de H.M.C haar consumptiemelkbedrijf per 1 januari 1962 beëindigt, en dat de Melco de goodwill hiervan overneemt voor een bedrag van fl. 250.000. Voorts zullen de vlottende activa worden overgenomen voor Fl. 39.000, de bedrijfsgebouwen zullen voor twee jaar in bruikleen worden gegeven en het personeel zal worden overgenomen." "Zolang de panden eigendom blijven van de H.M.C. zal deze als Naamloze Vennootschap blijven bestaan." Voor directeur Willem Taal werd een bevredigende regeling getroffen, zijn leidinggevende positie wordt gecontinueerd. Een pensioenregeling wordt getroffen, op dit punt was het voorheen in deze particulier - zakelijke wereld geen vetpot. De Raad van Commissarissen stelde zich unaniem achter het treffen van een goede regeling voor deze directeur. Met name de heer Brondsema brengt dit onder woorden. Daarnaast wordt besloten dat Willem Taal in 1962 directeur blijft van de H.M.C. tegen een salaris van fl. 10.000. Hieraan wordt verbonden dat minimaal 75% van de omzet overgaat. Tevens verkocht hij de aandelen H.M.C. die in zijn persoonlijk bezit waren.

    Midden '62 stelt de Raad van Commissarissen vast dat de overdracht van het bedrijf voor de slijters goed is verlopen. De producten van de Melco zijn van goede kwaliteit, zo deelt directeur Taal mee. Per 31 juli 1962 worden ook de onroerende goederen alsnog aan de Melco verkocht, voor fl. 73.000. De vennootschap wordt ontbonden, Willem Taal zal voor de vereffening zorgdragen. Notaris Loots maakt procesverbaal op van de besluitvorming, die plaatsheeft in hotel Bakker in de Spoorstraat. Alle aandeelhouders zijn aanwezig. Door de transactie met de Melco kon de H.M.C. afronden met een winstsaldo groot fl. 88079,64.

  • De H.M.C. weggegleden in de historie

    De juridische opvolger van de H.M.C. zal zich nauwelijks bewust zijn van het feit dat er een H.M.C. bestond. Uiteindelijk is de Helderse melkcentrale na te zijn opgegaan in de Melco te Heiloo, verder geïntegreerd met de Horna en Sierkan, vervolgens in de combinatie C.M.C./Melkunie. In 1989 vond weer een fusie plaats: met Campina. Zo ontstond een coöperatie van nationaal niveau, die vervolgens door vele deelnemingen in het buitenland, ook een internationaal karakter heeft verkregen.

    Eind 2008 geven de Europese mededingingsautoriteiten toestemming tot de fusie van Campina en Friesland Foods tot FrieslandCampina.